de vallei - proza

 

 

 

EEN MANDVOL PRUIMEN

De Vallei nummer 44 - september 2020


De boom had hem teleurgesteld. Slechts twee vruchten. Eén was overrijp, de andere opengereten door wespen. Eén van die snoepers zat in het sappige pruimenvlees nog na te genieten van zijn culinaire orgasme. Rotwesp. Rotboom. Het ijverige
snoeien en gieten waren verloren moeite geweest. Hij had met de boom gepraat.

Erger nog, hij had hem geknuffeld. Hij had hem gesmeekt om voortaan meer vruchten te geven. Maar, dacht hij, is er één boom die de wens van een mens vervullen kan?

De volgende lente bracht nauwelijks bloesem. Toch merkte hij verbaasd op dat de takken het gewicht van de vruchten amper zouden kunnen torsen. Beelden van dikke trossen spookten door zijn hoofd. Karma. Hij zou wat vruchten verwijderen, zodat de overige ruimte kregen om te groeien. Morgen. Maar na de huisbezoeken was hij moe. Hij zwierde zijn verpleegschort op een stoel, vlijde zich neer op de lederen sofa en sliep totdat zijn grommende maag hem naar de keuken dreef. Tijdens het
koken observeerde hij de koolmezen. Uitbundig wipten ze op de takken, terwijl ze kwetterend nieuwtjes uitwisselden en met wormen en vruchten naar het vogelkastje fladderden, dat scheefgezaagd en slordig ineengetimmerd in de boom hing. Het
jonge grut leek de tochtige spleten niet te deren. Hij haalde wat koord uit de schuur en bond de takken op.

De zon scheen vaker dan gewoonlijk en ook de pruimen genoten, hij zag ze bijna groeien. Ze overleefden een zomerse hagelbui en ook een storm met windstoten tot 147 km per uur, zo meldde het blonde nieuwsanker van het zeven uur journaal. 

Toen ze plukklaar waren, legde hij ze voorzichtig in een emmer. Die was al snel te klein. Hij nam een grotere bak en uiteindelijk vulde hij de wasmand voor driekwart. Vierentwintig kilo woog de mand, hij kon het amper geloven. Hij had geen zin om al die pruimen te verwerken tot moes of tot jam. Zijn dochter kwam aangewaaid en ze duwde geanimeerd taterend haar skateboard in een hoek. Hij was zo druk bezig met wassen en ontpitten, dat hij het ding pas opmerkte toen hij erover struikelde en languit op de tegels viel. Boos riep hij haar naam, en ze kwam verschrikt aangelopen.

Op dat moment kreeg hij een idee. Snel stond hij op.

'Help me eens om die mand op je skateboard te zetten. Kom, we gaan naar buiten.'

'Maar vader, wat doe je, waarom?'

Ze duwde de mand op wielen voort, terwijl hij alvast aanbelde bij de buren. Geen reactie. Toch dacht hij dat er een gordijntje bewoog. Hij liep wat verder door en drukte op een andere bel. Ook deze deur bleef potdicht. Zo ging het een tijdje door:
bellen, wachten, niks, bellen, wachten. Dat kwam ervan, als je niet geliefd was in de straat.

Waarom eigenlijk niet, vroeg hij zich af. Ze sloegen een zijstraat in. Daar kende hij helemaal niemand. Hij haalde diep adem, belde en wachtte. Aan de andere kant van de deur klonken voetstappen. Een jongeman deed open. Vragend keek hij
in de mand. De dochter vertelde over de overvloed aan pruimen.

'Als u een vergiet of bakje haalt, mag u zoveel nemen als u kan gebruiken.'

Het verbaasde gezicht van de man ontlokte hem een glimlach. Tot twee keer toe bood hij wat geld aan. Hij weigerde beleefd. Ze woonden allebei al dertien jaar in de wijk, zo bleek. Dat ze elkaar dan niet kenden, zeiden ze bijna op hetzelfde moment.
Ze lachten alle drie.

'Vader, ik zeg het je. Laat ze toch betalen als ze daar zin in hebben. Zie je die huizen? Die mensen zwemmen vast in het geld als je ziet hoe groot hun tuinen en auto's zijn.'

'Nee hoor, geven is gewoon gezelliger.'

Hij voelde zich als was hij Sinterklaas op geschenkenronde. Het onverwachte gebaar van vrijgevigheid ontroerde de mensen. Langzaamaan raakte de mand leeg. Hij praatte met een dame over de schitterende olijfboom in haar voortuin en ook weer
over hoe het mogelijk was dat ze elkaar niet kenden. Hoe eenzaam mensen kunnen zijn in de massa. De dochter wandelde alvast naar het volgende huis, meegezogen in het enthousiasme. Ze aanvaardde twee euro. Hij zag het en bracht het muntstuk terug, wat resulteerde in een extra babbel. De wel heel aantrekkelijke vrouw zei dat ze de buren ook wel eens zou kunnen trakteren, misschien met zelfgeborduurde katoenen zakjes lavendel. Geven werkt aanstekelijk, dacht hij tevreden, en zijn hart maakte een sprongetje.

'Lavendel is heerlijk als je niet kan slapen: je knijpt in het zakje en de geur die vrijkomt ontspant je. Of je kan het bij je ondergoed leggen; dan ruikt het heerlijk fris.'

Een paar dagen later klopten twee vrouwen aan de voordeur. Of hij zin had om langs te komen op hun jaarlijkse burenbabbel? Fijn, ja graag, en een tikkeltje nerveus verscheen hij een half uur later dan afgesproken om de hoek, in de tuin van nummer zeven, met in zijn hand een fles rode wijn. Het gezellige geroezemoes omhulde hem als een troostende deken. Hij wist niet welke man bij welke vrouw hoorde maar hij kon er zich wel wat bij voorstellen. Hij had al helemaal geen idee van wie al die joelende kinderen zouden zijn. Er werd geplaagd en gelachen, maar ook serieuze onderwerpen werden niet geschuwd. Hij vertelde dat hij zijn andere dochter miste. Dat ze ver weg als vrijwilligster werkt en Turks leert. Dat het een hele opgave is om je kind los te laten, zelfs als man. Enkele vrouwen zagen hun uitje in het water vallen, omdat de babysit ziek was. Hij stelde voor om op te passen en lachte hun bezwaren weg.

'Ach, kinderen houden me jong. Toch?'

Ze kwamen en ze hadden dolle spetterpret in de schaduw van de boom. Hij gaf hen een koek en chocolademelk. Toen de moeders hun kleuters ophaalden, vertelden ze dat een asielgezin wat meubelen en kledij kon gebruiken. Hij besloot om de zolder op te ruimen. Het snuisteren rakelde herinneringen op die hij liever onder het stof had laten zitten, maar toch voelde hij zich ergens ook bevrijd. Nadien zat hij onder de boom een beker pruimenmoes op te lepelen, toen de bel ging.

'Mijn kippen leggen meer eieren dan we op kunnen. Wil jij er misschien wat? Zes of twaalf? Of achttien, dat mag ook. O ja, en zo gauw je dochter weer thuis is, is ze meer dan welkom op de koffie bij de moeder van mijn schoondochter. Kan ze haar
Turkse woordjes wat oefenen.'

Hij onderdrukte de neiging om de man te vragen hoeveel de eieren moesten kosten.  Hij slenterde weer naar de tuin en hij fluisterde de boom wat lieve woorden toe. Het leven had een zilveren randje gekregen, dacht hij toen hij de lege beker in de
gootsteen zette.

En wanneer zou de lavendelvrouw eens aanbellen?